Even leek het erop dat Christiaan Huygens onder een slecht gesternte zou worden geboren. Kort voor de bevalling was moeder Suzanna hevig geschrokken, toen zij op straat een arme jongen zag, die door een dikke, scheve wang een monsterlijk gezicht had.
De komst van de boreling werd hierdoor met angst en beven tegemoet gezien. Moeder vreesde, volgens het bijgeloof van haar tijd, dat het kind waarvan ze in verwachting was, nu ook wel eens mismaakt zou kunnen zijn. Kort na de geboorte bleek echter het tegendeel. Opgelucht noteerde vader Constantijn in zijn dagboek, dat deze tweede zoon, zonder enig letsel of gebrek, op zaterdag 14 april 1629 ter wereld was gekomen. Het blinde bijgeloof werd aldus door de kleine Christiaan gelogenstraft. Maar hierbij zou het niet blijven. De opgroeiende Christiaan zou een pioniersrol vervullen in het afrekenen met bijgeloof en andere verouderde ideeën. Hij raakte bevlogen door het idee dat de wereld en het heelal niet werden geregeerd door toevalligheden maar door natuurwetten die in wiskundige formules konden worden weergegeven. Het vinden van dergelijke formules en het toepassen van die wetten in de praktijk zouden Christiaans inventieve leven volledig gaan beheersen. Hij zou beroemd worden om de vele ontdekkingen die hij deed, zodat zijn bejaarde vader, precies 50 jaar na de geboorte van Christiaan, met trots in zijn ‘memoires’ aan deze zoon kon schrijven: ‘Zolang het hemelrad en de sterren zullen draaien, zolang de tijd zal tikken in de regelmaat van de slinger, zolang de planeet Saturnus gezuiverd zal zijn van de smadelijke oortjes die jij naar het rijk der fabelen hebt verwezen, […] zo lang zal jij voortleven, en niet eerder dan de sterren zal jouw naam doven.’
Inmiddels, vele eeuwen later, is er veel en vol bewondering geschreven over Christiaan Huygens en steeg zijn ster hoger en hoger. Onlangs werd hij zelfs opgenomen in de ‘canon van Nederland’, een lijst met belangrijke personen, teksten, en verschijnselen, die laten zien hoe Nederland zich heeft ontwikkeld tot het land waarin wij nu leven. In veel van de recente publicaties werd echter opvallend weinig aandacht besteed aan de periode waarin Christiaan Huygens op Hofwijck ging wonen, kort na het overlijden van zijn vader. Op deze befaamde buitenplaats te Voorburg bracht hij zijn laatste acht levensjaren door. Het werden jaren met nieuwe ontdekkingen, belangrijke publicaties, correspondenties en geleerde gasten. Maar ook een periode vol huiselijke besognes, liefdesavonturen, trouwplannen, twijfels, depressies en kwalen. In de lezing staan Christiaans jaren op Hofwijck centraal, met een korte terugblik naar een vroegere periode. Op Hofwijck liet Christiaan een vierkante sterrenbuiskijker plaatsen met zelfgeslepen lenzen, ‘om heren van stand te amuseren’. Hij ontving er geleerden waaronder de Engelse filosoof John Locke, ging door met zijn onderzoeken en ontdekkingen en keek met bewondering naar de kleine bewegende beestjes in waterdruppels en sperma.
Hier schreef hij ook diverse verhandelingen op wiskundig en natuurkundig gebied en zijn meestgelezen boek Cosmotheoros, met gissingen over buitenaards leven. Het verhaal over Christiaans jaren op Hofwijck werd voornamelijk ontleend aan de brieven die Christiaan in deze jaren schreef en aan de dagboeknotities van broer Constantijn. Hofwijck was, zoals Christiaan met enig enthousiasme noteerde, een prachtig plekje met veel frisse lucht. Maar het bleek ook een eenzaam en nederig plekje voor iemand die gewend was aan gezelschap en vorstelijke entourage. Ongetwijfeld heeft hij op Hofwijck wel eens teruggedacht aan zijn vrolijke jeugdjaren, tezamen met zijn drie broers en enige zus.
Literatuur:
Kees van der Leer, ‘Christiaan Huygens op Hofwijck’, in: Christiaan Huygens, tien jaar Christiaan Huygens wetenschapsprijs (Historisch Voorburg, jrg. 13, 2007, nr. 2)