I Hofwijck
De stille vijver
rond het vierkante huis
dat oprijst uit het water
verkoelt
in de verzengende zon
boven een eeuwenoude wilg
die met zijn treurende takken
ver in de diepte reikt
van de ernaast loom stromende Vliet
smekend om vocht
voor zijn verdorrende bladeren.
De einden kussen tevergeefs
de afwerende deining van de golven
waaronder een karper
roerloos wegschuilt
voor de dreiging van een hongerige reiger
die met zijn snavel wèl diep in het water reikt.
II Christiaan
De fel duikende kop
tovert plots
in de onbarmhartige Vliet
een rimpeling
die steeds breder weg kabbelt
in zilveren cirkels
vol flonkerend licht
dat rijkelijk omlaag stroomt
uit de hemelse kruik van Helios
de oude zonnegod.
Door de ogen
van zijn vaders huis Hofwijck
starend
naar dit heldere zonlicht
gevangen in de voort dansende golven
beseft Christiaan nog amper
dat zojuist nieuwe natuurwetten
door zijn geleerde hoofd stroomden
en kort daarna uit zijn ganzenpen
even simpel als wereldschokkend:
‘licht is een golfbeweging’
en
‘als je mee stroomt staan de flonkeringen stil’.
Ongerijmdheden in zijn tijd
maar eeuwen later
de basis voor de relativiteit
van Einstein.
Kees van der Leer
Hofwijck, zomer 2011
Dit gedicht won in de gedichtenwedstrijd Dichter op Hofwijck 2012 de 3de juryprijs